mariner
- ma·ri·ner
mariner
- gebiedende wijs van marinere
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mariner | mariners |
mariner
- (beroep), (scheepvaart) matroos
- (beroep), (scheepvaart) zeeman
- ma·ri·ner
mariner
- gebiedende wijs van marinere
mariner, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van marine
- ma·ri·ner
mariner
- gebiedende wijs van marinere