• ma·nus·cript
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘handschrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord manuscript manuscripten
verkleinwoord manuscriptje manuscriptjes

het manuscripto

  1. met de hand geschreven stuk
    • Mysterieus Voynichmanuscript bevat echte taal [2] 
  2. de geschreven of getypte tekst voordat het wordt gedrukt
     Ook dank aan Pascal Boogaert die minutieus het manuscript las.[3]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]