mandateren
- Geluid: mandateren (hulp, bestand)
- man·da·te·ren
- Naamwoord van handeling van het Franse mandater (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mandateren |
mandateerde |
gemandateerd |
zwak -d | volledig |
mandateren [2]
- overgankelijk machtigen, een mandaat geven
- Het woord mandateren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mandateren" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ mandateren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be