malchoet

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  malchoet    (hulp, bestand)
• IPA: /mɑlˈxut/

Woordafbreking

• mal·choet

Woordherkomst en -opbouw

• Herkomst: Hebreeuws

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	malchoet	malchoejot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het malchoet o

1. (Jiddisch-Hebreeuws) koningschap, koninkrijk

Verwante begrippen

• keter malchoet, Keter Malchoet

Gangbaarheid

• Het woord 'malchoet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.