• makt·lös
  • Afkomstig van het Oudzweedse bijvoeglijke naamwoord mäghinlös
  • Afleiding van het Zweedse zelfstandige naamwoord makt met het achtervoegsel -lös
Naar frequentie 20341
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud maktlös maktlösare maktlösast
o enkelvoud maktlöst
meervoud maktlösa
bepaald / zwak
alle vormen maktlösa maktlösare maktlösaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
maktlöse
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud maktlös' maktlösares maktlösasts
o enkelvoud maktlösts
meervoud maktlösas
bepaald / zwak
alle vormen maktlösas maktlösares maktlösastes
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
maktlöses

maktlös

  1. machteloos
    «Polisen i Köln stod maktlös under sexövergreppen på nyårsnatten. [1]»
    De politie in Keulen is met de aanrandingen machteloos geconfronteerd worden in de nacht van oud- op nieuwjaar.
  1. Polisrapport: ”Kvinnor fick springa gatlopp”, Krant: Aftonbladet, van vrijdag 8 jan 2016