macrofauna op een stuk wrakhout
  • ma·cro·fau·na
enkelvoud meervoud
naamwoord macrofauna macrofauna's
verkleinwoord

de macrofaunav / m

  1. (biologie) een verzamelnaam voor ongewervelde dieren die met het 'blote' oog te zien zijn, de zogenaamde macro-invertebraten
    • Na de zomer komt Gerwers voor korte tijd terug om met de hand de laatste werkzaamheden uit te voeren in slenken. Deze zijn nu niet meegenomen vanwege de aanwezigheid van bijzondere macrofauna (waterdiertjes) in die geulen die in de zomer minder kwetsbaar zijn. [1] 
    • Drijvende plantenbakken moeten de waterkwaliteit in de havens verbeteren, zodat de visstand verbetert en de macrofauna weer toeneemt. In de Rotterdamse Maas gaan ze er de komende maanden mee experimenteren. Bedoeling is om op deze manier meer havens in Nederland en daarbuiten te 'verfraaien en verfrissen'. [2] 
72 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]