• machts·wis·se·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord machtswisseling machtswisselingen
verkleinwoord

de machtswisselingv

  1. (politiek) het overgaan van de macht van de ene naar de andere persoon of partij
     Merkel probeert samen met AKK de machtswisseling soepel te laten verlopen. En er is blijkbaar meer haast mee dan gedacht. Met een turbulent verkiezingsjaar voor de boeg en een coalitiepartner die het erg slecht doet in de peilingen, is schijnbaar ook binnen de CDU niet meer iedereen ervan overtuigd dat de coalitie de eindstreep haalt.[1]
     De kramen van de regering staan niet toevallig in Ankara en Istanbul. De oppositie is in die twee bepalende steden uit op een machtswisseling op 31 maart. Erdogans AKP weet al 16 jaar verkiezingen te winnen, ondanks grote crises als de mislukte coup, terreuraanslagen en de vluchtelingencrisis.[2]


  1.   Weblink bron “Merkel draagt stokje steeds meer over aan opvolger” (17-03-2019,), NOS
  2.   Weblink bron “'Voedselterroristen zijn schuldige van Turkse inflatie'” (18-02-2019), NOS