macha
- ma·cha
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘stoere, geëmancipeerde vrouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1994 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | macha | macha's |
verkleinwoord | - | - |
de macha v
- stoere, geëmancipeerde jonge vrouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | macha |
verbogen |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
macha
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord macha staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.