maanfase
  • maan·fa·se
enkelvoud meervoud
naamwoord maanfase maanfasen
maanfases
verkleinwoord

de maanfasev [1]

  1. een van de schijngestalten van de maan gedurende een maanmaand
     We hebben computersimulaties gemaakt: eerst waar hij westwaarts over de interstatelijke wegen rijdt, dan richting oost en vervolgens diverse combinaties met de beste gegevens over de dumpplaatsen en de ontvoering die we tot onze beschikking hebben. Je stopt het in de computer en er komt alleen maar rook uit. Hij woont in het oosten, zegt dat apparaat. En verder: hij slaat niet in een specifieke maanfase toe.[2]