maalderij
  • maal·de·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord maalderij maalderijen
verkleinwoord

de maalderijv

  1. bedrijf waar men graan tot meel maalt
    • Het is - na hondenpoep en soms de resultaten van FC Twente - al langer de grootste ergernis van het dorp de silo van Maalderij Kuiper. Binnenkort blijven de andere twee over. Want de gemeente Berkelland koopt en sloopt de gebouwen van Kuiper. [1] 
    • In Diepenheim doen zaterdag en zondag van 10.00 tot 16.00 uur Herberg de Pol met onder andere Maalderij, Ottenhuis en Diepvrieshuisje aan de Raadhuisstraat mee aan de Monumentendagen. Watermolen Den Haller (1169) aan de Watermolenweg in Diepenheim is de oudste boven de grote rivieren van Nederland. [2] 
74 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]