Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·ten waar
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
waarmaken

maakten (…) waar

  1. meervoud verleden tijd van waarmaken
    • Wij maakten waar. 
    • Jullie maakten waar. 
    • Zij maakten waar. 

Gangbaarheid