Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·ten ge·bruik
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gebruikmaken

maakten (…) gebruik

  1. meervoud verleden tijd van gebruikmaken
    • Wij maakten gebruik. 
    • Jullie maakten gebruik. 
    • Zij maakten gebruik. 

Gangbaarheid