Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·ten droog
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
droogmaken

maakten (…) droog

  1. meervoud verleden tijd van droogmaken
    • Wij maakten droog. 
    • Jullie maakten droog. 
    • Zij maakten droog. 

Gangbaarheid