lyriek
- ly·riek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lyrische gedichten’ voor het eerst aangetroffen in 1884 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lyriek | lyrieken |
verkleinwoord | - | - |
- (dichtkunst) dichtkunst waarin de dichter (vooral zijn eigen) emoties en gemoedsstemmingen uitspreekt
- bevlogen, enthousiast karakter ?
- [1] lyrische poëzie
- [1] hoflyriek, jeugdlyriek, koorlyriek, liefdeslyriek, minnelyriek, natuurlyriek, rococolyriek, strijdlyriek, volkslyriek
- Het woord lyriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lyriek" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lyriek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lyriek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be