lurer
- lu·rer
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Middelnederduitse werkwoord luren met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 9537 |
---|
lurer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lure
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lurer | lureren | lurere | lurerne |
genitief | lurers | lurerens | lureres | lurernes |
lurer, g
lurer
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van lur
- lurer in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- lu·rer
Naar frequentie | 927 |
---|
lurer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lure
lurer
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van lur
- lu·rer
lurer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lura
lurer
- tegenwoordige tijd van lura
lurer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lure