• lu·rer
  • Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Middelnederduitse werkwoord luren met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 9537

lurer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lure
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lurer     lureren     lurere     lurerne  
genitief   lurers     lurerens     lureres     lurernes  

lurer, g

  1. voyeur

lurer

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van lur


  • lu·rer
Naar frequentie 927

lurer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lure

lurer

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van lur


  • lu·rer

lurer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lura

lurer

  1. tegenwoordige tijd van lura

lurer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lure