• lu·re på

lure på

  1. overgankelijk opwachten
    «Katten lurer på fuglene.»
    De kat wacht op vogels.
  2. overgankelijk van plan zijn
  3. overgankelijk zich afvragen
    «Hun lurte på hva han mente.»
    Ze vroeg zich af wat hij bedoelde.
  4. overgankelijk zich verbazen over, verbaazd zijn over
    «Spør hvis det er noe du lurer på
    Vraag, indien er iets is over dat je verbaazd bent!
  5. overgankelijk twijfelen
    «Nå begynner jeg snart å lure på om de kommer.»
    Nu begin ik spoedig te twijfelen, of ze vandaan komen.


  • lu·re på

lure på

  1. overgankelijk opwachten
    «Katten ligg og lurer på fuglene.»
    De kat zit op het vinkentouw en wacht op vogels.
  2. overgankelijk van plan zijn
  3. overgankelijk zich afvragen
    «Eg lurer på kor gammal ho er.»
    Ik vraag me af hoe oud ze is.
  4. overgankelijk zich verbazen over, verbaazd zijn over
  5. overgankelijk twijfelen
    «No er det snart slik at eg lurer på om dei kjem.»
    Nu is het spoedig zo, dat ik twijfele, of ze nog komen.