luiwagen
- lui·wa·gen
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘bezem’ voor het eerst aangetroffen in 1682 [1]
- Samenstelling van lui ?? en wagen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luiwagen | luiwagens |
verkleinwoord | luiwagentje | luiwagentjes |
- schrobber op een lange steel
- Het woord luiwagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luiwagen" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "luiwagen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ luiwagen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be