luitouw
- lui·touw
- samenstelling van lui ww en touw [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luitouw | luitouwen |
verkleinwoord | luitouwtje | luitouwtjes |
- touw waarmee men klokken luidt
- touw waaraan in molens zakken worden opgehesen of waarmee een heiblok werd bediend
- Het woord 'luitouw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.