luisterend oor
  • luis·te·rend
vervoeging van: luisteren
verbogen vorm: luisterende

luisterend

  1. onvoltooid deelwoord van luisteren
stellend
onverbogen luisterend
verbogen luisterende
partitief luisterends

luisterend

  1. met begrip en aandacht geluid opvangend met de oren
    • ‘Honger hebben we in de oorlog gelukkig nooit gehad’, vertelt Lenie aan de belangstellend luisterende René, die bij de voorstellingen vier koks, twintig man bediening en een afwasploeg aanstuurt. [1] 
    • Wat ik merk is dat veel mantelzorgers het al heel prettig vinden dat ik langs kom om met ze te praten over wat ze ervaren als mantelzorger. Dat luisterende oor is een hele belangrijke functie van een consulent.” [2]