luispook
- luis·pook
- samenstelling van luis en pook [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luispook | luispoken |
verkleinwoord | luispookje | luispookjes |
het luispook o
- persoon met veel luizen
- Het woord 'luispook' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.