luchthavenpolitie

Nederlands

 
luchthavenpolitie
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·ha·ven·po·li·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchthavenpolitie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de luchthavenpolitiev

  1. (ordehandhaving) ambtenaren die de orde handhaven op een vliegveld
     Maar ik gaf niet op en na nieuwe brieven naar alle mogelijke instanties werd me uiteindelijk audiëntie verleend door de luchthavenpolitie en de luchthavenautoriteiten en kon ik de kwestie uitleggen.[1]
     Op de luchthaven van Curaçao zijn ongeregeldheden uitgebroken nadat opnieuw een geplande vlucht van Insel Air was geschrapt omdat er geen vliegtuig was. Boze passagiers gooiden met meubilair en richtten vernielingen aan. De luchthavenpolitie hield één reiziger aan.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Passagiers vernielen meubilair luchthaven Curaçao” (31-01-2017), NOS