Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losschieten
schoot los
losgeschoten
klasse 2 volledig

Werkwoord

losschieten

  1. ergatief plotseling vrijkomen uit een vaste verbinding
    • De kabel was onverwachts losgeschoten. 
  2. carbidschieten

Meer informatie

Gangbaarheid