Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loopt vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastlopen

loopt (…) vast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastlopen
    • Jij loopt vast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastlopen
    • Hij loopt vast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vastlopen
    • Loopt vast! 

Gangbaarheid