• loopt
vervoeging van
lopen

loopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
    • Jij loopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
    • Hij loopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lopen
    • Loopt! 
     ‘Mijn rugzak woog wel 20 kilo, en nu loopt iedereen met dat ultralichte spul.[1]
  • Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.
als twee personen ruzie hebben of er niet uit komen, kan een derde daarvan profiteren
  • De gal loopt over
boos worden
  • Er loopt een streep door
  • Hem loopt een luis over de lever.
Hij wordt boos.
  • Het loopt als een tiet
het verloopt heel voorspoedig
  • Het hoofd loopt me om.
niet meer weten wat te doen (bv bij drukte)
  • Het water loopt altijd naar de zee.
mensen die veel hebben krijgen er ook altijd steeds meer bij
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers