Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loop door
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

loop dóór

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Ik loop door. 
  2. gebiedende wijs van doorlopen
    • Loop door! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Loop je door? 
Opmerkingen


Gangbaarheid