loogdoek
- loog·doek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loogdoek | loogdoeken |
verkleinwoord | loogdoekje | loogdoekjes |
de loogdoek m
- doek waarin men as doet bij het uitlogen
- ▸ `Spreid die as uit over het loogdoek, stomkop'[2]
- Het woord 'loogdoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477