• loog·doek
enkelvoud meervoud
naamwoord loogdoek loogdoeken
verkleinwoord loogdoekje loogdoekjes

de loogdoekm

  1. doek waarin men as doet bij het uitlogen
     `Spreid die as uit over het loogdoek, stomkop'[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477