• loog af
vervoeging van
afliegen

loog (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van afliegen
    • Ik loog af. 
    • Jij loog af. 
    • Hij, zij, het loog af. 
vervoeging van
aflogen

loog (…) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflogen
    • Ik loog af. 
  2. gebiedende wijs van aflogen
    • Loog af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflogen
    • Loog je af?