• lol·lig
  • afgeleid van lol met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lollig lolliger lolligst
verbogen lollige lolligere lolligste
partitief lolligs lolligers -

lollig

  1. grappig, komisch
    • De lollige grappenmaker maakte iedereen aan het lachen. 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be