tamme of houten duif die men gebruikt voor het lokken en vangen van een valk
Vanuit een grotere schuilplaats, de tobhut, houdt de valkenvanger de klapekster in de gaten. Met zijn onrust verraadt de vogel dat er een roofvogel aankomt. Als de valkenvanger tijdens het lange wachten, het tobben, niet te dronken is geworden, sjort hij aan een touw een houten lokduif tevoorschijn. Komt de valk daarop af, dan ziet hij een levende, tamme valk zitten. Gezelschap! ‘Nu trekt de tobber een duivenkotje open met daarin een levende duif. Deze probeert weg te vliegen, maar een leidraad belemmert hem dat. De valk stoot op de prooivogel, slaat die, ‘mantelt’ het voedsel en laat niet meer los.’ Dan viert de tobber een klapnet en is de valk gevangen. [2]