loggia
- log·gia
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘overdekte galerij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loggia | loggia's |
verkleinwoord | - | - |
- overdekte galerij, vroeger door zuilen of pilaren gedragen
- een balkon dat binnen het (schuine) dakvlak valt
- Het woord loggia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loggia" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "loggia" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ loggia op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be