loge
Nederlands
Niet te verwarren met: logé |
Uitspraak
Woordafbreking
- lo·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plaats in theater’ voor het eerst aangetroffen in 1735 [1]
- afgeleid van het Franse 'loge' [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loge | loges |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- afgeschoten gedeelte in een theater met enige zitplaatsen
- vereniging van vrijmetselaars
- hokje van een portier
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als aanvoegende wijs.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
logen |
loge
- aanvoegende wijs van logen
Gangbaarheid
- Het woord loge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loge" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "loge" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ loge op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be