liturg
- li·turg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liturg | liturgen |
verkleinwoord |
de liturg m
- iemand die kennis heeft van de liturgie, de christelijke eredienst
- (beroep) leider van de eredienst
- ▸ Prediker, liturg, pastor te zijn, het komt mij voor, dat een heerlijker werk aan een mensenkind niet kan worden toevertrouwd.[2]
- Het woord liturg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liturg" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “K. H. Miskotte, een gekwelde Godzoeker” (15-10-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be