litoraal
- li·to·raal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de kust’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | litoraal | litoraler | litoraalst |
verbogen | litorale | litoralere | litoraalste |
partitief | litoraals | litoralers | - |
litoraal
- tot de kust behorend, daarop betrekking hebbend
- Het woord litoraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "litoraal" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "litoraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be