lijer
- lij·er
- uitspraakvariant van lijder, meestal als tweede deel van een samenstelling; als zelfstandig scheldwoord vermoedelijk een (verkorting) bloedlijer [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lijer | lijers |
verkleinwoord | - | - |
de lijer m
- (scheldwoord) verachtelijk persoon
- houd je bek, lijer, sprak hij woest
- (informeel) iemand die een ernstige kwaal heeft
- [1] (intensivering) bloedlijer, coronalijer, hersenlijer, kankerlijer, kapsoneslijer, kolerelijer, syfilislijer, teringlijer, tyfuslijer,
- zenuwenlijer, zenuwlijer
- Het woord 'lijer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.