liefdesdaad
- Geluid: liefdesdaad (hulp, bestand)
- lief·des·daad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liefdesdaad | liefdesdaden |
verkleinwoord |
- de keer dat men de liefde bedrijft
- ▸ Hij maakte er een aantekening van maar besefte op hetzelfde moment dat hij zijn concentratie begon te verliezen, met name omdat de liefdesdaad in de kamer boven hem zijn climax leek te naderen.[1]
- Het woord liefdesdaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535