• le·zers·groep
enkelvoud meervoud
naamwoord lezersgroep lezersgroepen
verkleinwoord lezersgroepje lezersgroepjes

de lezersgroepv / m

  1. aantal mensen die samen een bepaalde tekst lezen; groep lezers
     Bij het verplaatsen vanuit de ene taal, cultuur en lezersgroep naar de andere gaan sommige aspecten van het origineel onvermijdelijk verloren.[1]
     Maar opvallend is dat, terwijl in de jaren vijftig de groep van twaalf- tot negentienjarigen tot de ijverigste lezers behoorde, juist bij de jeugd de leeslust meer daalde dan bij andere lezersgroepen.[2]
     Er zijn wel pogingen ondernomen om De Pers als krant te behouden, maar die mochten niet baten. Ook de actie Red De Pers van een fanatieke lezersgroep kon het tij niet keren.[3]



  1. Liu Cixin
    “Het drielichamen probleem” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645798
  2. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  3.   Weblink bron “Nog één keer Dagblad De Pers” (Vrijdag 30 maart 2012, 08:46), NOS