lepelhaak
- le·pel·haak
- samenstelling van lepel en haak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lepelhaak | lepelhaken |
verkleinwoord | lepelhaakje | lepelhaakjes |
de lepelhaak m
- dubbele ophanghaak die enigszins op een lepel lijkt
- (scheepvaart) handhaak met meerdere punten, als aanvatgereedschap bij havenarbeiders
- Het woord 'lepelhaak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.