Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·pel·haak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lepelhaak lepelhaken
verkleinwoord lepelhaakje lepelhaakjes

Zelfstandig naamwoord

de lepelhaakm

  1. dubbele ophanghaak die enigszins op een lepel lijkt
  2. (scheepvaart) handhaak met meerdere punten, als aanvatgereedschap bij havenarbeiders

Gangbaarheid