leien
- lei·en
de leien mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lei
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | leien |
leien
- alleen attributief uit lei vervaardigd
- Die kerk heeft een leien dak.
Dat loopt erg soepeltjes.
- ∗ De tests gingen niet van een leien dakje. De eerste keer was er een probleem met de mobiele draagraket. Een systeem dat ventilatoren gebruikt om schadelijke gassen buiten te houden werkte niet naar behoren. De tweede keer ging het mis omdat medewerkers een ventiel niet hadden opengedraaid.[1]
- Het woord leien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leien" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “NASA is klaar met uitvoeren van tests met maanraket” (27 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be