stellend vergrotend overtreffend
leftover - -

leftover

  1. overblijvend, resterend (en onbenut)
enkelvoud meervoud
leftover leftovers

leftover (meestal gebruikt in het meervoud)

  1. overblijfsel, rest
  2. (kookkunst) overblijfsel, restje, kliekje (overblijfsel of restjes van voedsel)
    «Are we having leftovers again from yesterday?»
    Hebben we weer restjes van gisteren?
  3. overblijfsel (een anachronistische overleving)
    «The law is a leftover from earlier times.»
    De wet is een overblijfsel uit vroeger tijden.