leemte
- leem·te
- In de betekenis van ‘tekort’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
- afgeleid van lam met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leemte | leemten leemtes |
verkleinwoord | leemtetje | leemtetjes |
- een plaats waar iets ontbreekt
- Het woord leemte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leemte" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "leemte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ leemte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be