leeftijdscategorie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·tijds·ca·te·go·rie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeftijdscategorie leeftijdscategorieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de leeftijdscategoriev

  1. een groep die bepaald wordt door de leeftijd van de leden van die groep
    • Ik behoor tot de leeftijdscategorie van de 50-plussers. 
    • „Ik schat dat er ongeveer 200 kinderen per leeftijdscategorie, van 14, 15 en 16 jaar oud, in Nederland per jaar in aanmerking zouden komen voor het onderzoek. Dus dat gaat om 600 kinderen die morbide obees zijn. Maar velen weten niet dat je geopereerd kunt worden. En artsen verwijzen niet snel door omdat ze terughoudend tegenover de maagbandjes staan.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Juliette Vasterman 25 november 2016 om 22:30