Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lec·to·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lectoraat lectoraten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het lectoraato

  1. waardigheid, ambt of rang van lector
  2. een van de geestelijke graden

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen