laryngitis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: laryngitis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- la·ryn·gi·tis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘strottenhoofdontsteking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
- afgeleid van het Griekse larugx met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laryngitis | laryngitissen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de laryngitis v
- (medisch) slijmvliesontsteking van het strottenhoofd
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord laryngitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laryngitis" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "laryngitis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ laryngitis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be