lanteren
- lan·te·ren
lanteren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lanteren |
lanterde |
gelanterd |
zwak -d | volledig |
- luieren terwijl dat op dat moment ongepast is, verbeuzelen van de tijd
- Het woord lanteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lanteren" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be