• langs·lo·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
langslopen
liep langs
langsgelopen
klasse 7 volledig

langslopen

  1. alle onderdelen van een lijst een voor een aandacht geven
    • Voordat een vliegtuig mag opstijgen moeten alle items van de checklist worden langsgelopen. 
  2. ergens in de buurt gaan
    • Het spoor loopt vlak voor zijn huis langs. 
     Niet iedereen trok net zo zwaar bepakt als ik de bergen over. Steeds vaker zag ik mensen met opvallend kleine rugzakken langslopen, die net als ik eten, drinken, tent en kleding nodig hadden.[1]
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be