Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·ken·hal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lakenhal lakenhallen
verkleinwoord lakenhalletje lakenhalletjes

Zelfstandig naamwoord

de lakenhalv / m

  1. historische markthal waar laken gekeurd werd

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen