lagereschoolleerling

  • la·ge·re·school·leer·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord lagereschoolleerling lagereschoolleerlingen
verkleinwoord - -

de lagereschoolleerlingm

  1. (onderwijs) (historisch) (in de periode voor invoering van de basisschool) kind dat primair onderwijs volgt
     In de roman van Hermans wordt de tekst uit de eerste alinea door de onderwijzer voorgelezen aan de lagereschoolleerling Henri Osewoudt, die wij in het grootste deel van de roman op aanzienlijk latere leeftijd kunnen volgen.[1]
  1.   Weblink bron Krol, Escher, Vink : Een eeuwig kroezende vlecht in: De Revisor., =jrg. 13 nr. 2 (april 1986), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, p. 9