laaggeletterdheid

  • laag·ge·let·terd·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord laaggeletterdheid -
verkleinwoord - -

de laaggeletterdheidv

  1. (sociologie) het laaggeletterd zijn
  1.   Weblink bron
    Ella Bohnenn, Christine Ceulemans, Carry van de Guchte, Jeanne Kurvers, Tine Van Tendeloo
    “Laaggeletterd in de Lage Landen / Hoge prioriteit voor beleid” (2004), Nederlandse Taalunie, Den Haag