• kran·ten·ver·ko·per
enkelvoud meervoud
naamwoord krantenverkoper krantenverkopers
verkleinwoord krantenverkopertje krantenverkopertjes

de krantenverkoperm

  1. (media) (beroep) iemand die (losse) kranten verkoopt
     Een Britse jury heeft een politieagent vrijgesproken van doodslag op een Londense krantenverkoper tijdens de demonstraties tegen de G20-top in de Britse hoofdstad in 2009.[2]
     Een krantenverkoper in een klein winkeltje, een oude man die ongetwijfeld al vele verkiezingen heeft meegemaakt, lijkt zich ook al niet erg druk te maken over deze verkiezingsdag. Ongevraagd zegt hij me dat hij "misschien vanmiddag" gaat stemmen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Agent vrijuit voor G20-dode” (Donderdag 19 juli 2012, 20:18), NOS
  3.   Weblink bron
    Rutger Mazel
    “'Een zondagmiddag als alle andere'” (Zondag 6 mei 2012, 16:52), NOS