• kraam·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord kraamkamer kraamkamers
verkleinwoord kraamkamertje kraamkamertjes

de kraamkamerv / m

  1. kamer waarin een kraamvrouw verblijft
  2. broedplaats
    • Het Rijksmuseum van Oudheden werd precies 200 jaar geleden opgericht als pronkkamer voor oude cultuurschatten. Het werd de kraamkamer van de Nederlandse archeologie.[1]